Logo Universiteit Antwerpen Bij Uitgeverij Lannoo - Academia Press verschijnt binnenkort Oproer in de Nederlandse letteren, deel 14 uit de reeks die wordt uitgegeven door het Studiecentrum voor Experimentele Literatuur. De bundel bevat alle bijdragen die werden gepresenteerd tijdens de SEL-studiedag van 28 mei 2018 op de Bozar-campus van de Vrije Universiteit Brussel. Kevin Absillis hield die dag een lezing 'Over Hugo Claus' strijd tegen racisme in de jaren zestig'. Het volledige artikel kan hier als voorpublicatie worden gedownload.

Samenvatting:
In teksten van Hugo Claus worden raciale kwesties ogenschijnlijk terloops of in de marge aangeraakt. Maar in de marge of niet, racisme groeit zeker vanaf de roman De verwondering (1962) uit tot een belangrijk topos in zijn oeuvre. In deze bijdrage brengt Kevin Absillis dit topos in kaart, bespreekt hij de functie ervan en onderzoekt hij of en hoe Claus dit racisme als probleem in Vlaanderen op de agenda heeft willen plaatsen.

Aan bod komen onder meer De verwondering, Omtrent Deedee, 'Het teken van de hamster', Het goudland, Tand om tand en de gedichtencyclus 'Suite flamande' die in 1968 verscheen in Avenue, met foto's van de Nederlandse fotograaf Ed van der Elsken.

Fragment:
"Hugo Claus zette in de jaren zestig de aanval in op het kleinburgerlijke leven zoals dat toen in Vlaanderen volgens hem werd geleefd. In zijn werk verschijnt de ‘gewone’ Vlaming – de (klein)burger, de middenstander, maar ook de arbeider die precies in dit ‘gouden’ tijdperk in groten getale door de middenklasse werd geabsorbeerd – als een lokale variant op Herbert Marcuses ‘eendimensionale mens’. Hij is verknocht aan de tv, gehersenspoeld door de moderne reclame, de slaaf van materialistische behoeftes, en intussen seksueel gefrustreerd omdat hij zich niet durft te bevrijden van een door kerk en staat gedicteerde moraal. Badend in de wansmaak van getrivialiseerde folklore blijft hij verstoken van eigen visie, smaak en handelingsvermogen. Spreken kan deze Vlaming dan weer wel, maar slechts in een onbeholpen (tussen)taal vol clichés en gemeenplaatsen. Niet zelden verraden deze gemeenplaatsen kortzichtigheid in het algemeen en racistische vooringenomenheid in het bijzonder. Sterker, een onvermogen om de ‘ander’ tegemoet te treden groeit in Claus’ werk uit tot een structureel gebrek van het Vlaamse volk, dat om zijn onbehagen te kanaliseren net als in de jaren dertig en veertig in etnische minderheden een gemakkelijke zondebok blijft vinden.
Ondanks alle specifiek Vlaamse ingrediënten staat Claus’ analyse daarmee niet zo ver af van het generieke beeld dat de tegencultuur in andere Europese landen en vooral in de Verenigde Staten ophing van de technocratische bourgeoismaatschappij waartegen ze rebelleerde. Een gedetailleerde lectuur van wat Claus in de jaren zestig schreef, nuanceert hoe dan ook de opvatting dat in Vlaanderen in de jaren zestig geen literaire pogingen werden ondernomen om koloniale en racistische denkbeelden te bekritiseren. Die pogingen openbaren zich bij Claus echter niet in uitgewerkte confrontaties met de etnische ‘ander’ – zeker de niet-Europese ‘ander’ is vergeleken bij Claus’ vroege werk juist opvallend afwezig – maar in de stereotypering van de Vlaming zélf als geborneerd en onverdraagzaam sujet. Het feit dat de Vlaming aan processen van stereotypering werd blootgesteld (en niet de etnische ‘ander’) is op zich echter een significante omkering van de gebruikelijke machtsverhoudingen. Dit proces, dat vandaag misschien een vorm van mentale dekolonisering zou mogen heten, drijft Claus op de spits in ‘Suite flamande’, een reportage over ‘gewone Vlamingen’ als vormden ze een wilde stam die voor het eerst door een antropoloog werd beschreven. Met een breed arsenaal aan retorische en literaire technieken wilde Claus op zijn manier aanhaken bij de strijd tegen racisme zoals die in de jaren 1960 begrepen en gestreden werd."